
Jurisprudentie
AQ7436
Datum uitspraak2004-08-25
Datum gepubliceerd2004-08-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200403069/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-08-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200403069/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 20 november 2002 heeft de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR) geweigerd aan appellant een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie B af te geven.
Uitspraak
200403069/1.
Datum uitspraak: 25 augustus 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 1 april 2004 in het geding tussen:
appellant
en
de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 november 2002 heeft de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR) geweigerd aan appellant een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie B af te geven.
Bij besluit van 28 februari 2004 heeft het CBR het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 april 2004, verzonden op 5 april 2004, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 april 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brieven op 23 april 2004 en 18 mei 2004 ontvangen. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 25 mei 2004 heeft het CBR van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juli 2004, waar appellant in persoon en het CBR, vertegenwoordigd door mr. T.A.H. Nguyen, werkzaam bij het CBR, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Aan de orde is het besluit tot weigering van de door appellant gevraagde Verklaring van geschiktheid als bedoeld in artikel 97, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen. De weigering berust op de grond dat blijkens het advies van de herkeurend psychiater van 14 november 2002 is geconcludeerd dat bij appellant sprake is van een paranoïde vorm van schizofrenie, waarvoor appellant, die geen ziektebesef of –inzicht heeft, niet onder behandeling is. Om die redenen staat, aldus het CBR, het bepaalde in Hoofdstuk 8, paragraaf 8.2.1. onder “Schizofrenie en andere psychotische stoornissen” van de Regeling eisen geschiktheid 2000 aan het afgeven van de gevraagde verklaring in de weg.
2.2. De Afdeling stelt voorop dat de rechtbank van het juiste wettelijke kader en feitencomplex is uitgegaan, waarvoor naar de aangevallen uitspraak wordt verwezen.
2.3. De conclusie van de rechtbank dat het CBR het bezwaar van appellant terecht ongegrond heeft verklaard is juist. Van doorslaggevend belang is hierbij dat niet alleen de herkeurende psychiater maar ook de in eerste instantie adviserende psychiater tot een eensluidende medische conclusie en advies zijn gekomen en dat appellant daar geen andersluidende, medisch onderbouwde, argumenten tegenover heeft gesteld.
Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd werpt geen ander licht op de zaak.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Koning , ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Zwemstra
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2004
221.